Hoe richt ik ruimtes in waardoor gevlucht moet kunnen worden?

Relevante aspecten

Ieder gebouw heeft vluchtroutes. Het Bouwbesluit definieert ze als volgt: “route die begint in een voor personen bestemde ruimte, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift”.

In geval van brand of een andere calamiteit zorgen de vluchtroutes er voor dat bewoners, personeel en bezoekers op tijd buiten zijn. De eisen die aan vluchtroutes worden gesteld zijn afhankelijk van het aantal vluchtroutes, het gebruik van het gebouw en het aantal personen dat van de vluchtroutes gebruik moet kunnen maken. Al deze factoren bepalen tezamen de zogenoemde status van een vluchtroute. Naar mate een vluchtroute belangrijker wordt neemt de status – de mate van bescherming die een vluchtroute moet bieden – toe. De laagste status – geen extra bescherming – heeft de normale vluchtroute, waarna de eisen zwaarder worden van beschermde naar extra beschermde veiligheidsvluchtroute.
Om te bepalen waar een vluchtroute aan moet voldoen moet dus eerst bepaald worden welke status de vluchtroutes in een gebouw hebben en vervolgens kunnen de eisen worden opgezocht in het Bouwbesluit 2012.

De regelgeving

De regels in het Bouwbesluit gaan uit van de aanwezigheid van tenminste één vluchtroute. Kan op alle plaatsen in het gebouw telkens twee kanten op worden gevlucht bij het verlaten van een ruimte, dan is het gemakkelijk. Omdat de bouwregelgeving er van uit gaat dat er altijd maar op één plek brand is gelden er in geval er twee vluchtroutes zijn geen extra eisen. Een vluchtroute mag dan gewoon – zonder en beschermde status – door ruimten lopen.
Is er maar één vluchtroute dan geldt er altijd dat die vluchtroute minimaal een beschermde vluchtroute moet zijn. Ook als je wel twee kanten op kan vluchten, maar in eerste instantie loop je dan een tijd door dezelfde ruimte – zoals bij een binnengang – geldt een beschermde of extra beschermde status. De kenmerken van de verschillende vluchtroutes zijn:

  • Een beschermde vluchtroute (BV) ligt buiten een subbrandcompartiment en voert uitsluitend door verkeersruimten (gangen, trappenhuizen, etc.). Omdat een BV buiten een subbrandcompartiment ligt is er altijd sprake van WBDBO van minimaal 30 minuten (nieuwbouw) tussen verblijfsruimten en de BV.
  • Een extra beschermde vluchtroute (EBV) loopt ook altijd door een verkeersruimte en moet daarnaast ook buiten een brandcompartiment liggen.
  • Een veiligheidsvluchtroute (VR) tenslotte voert altijd eerst door een niet besloten ruimte (buitenlucht) voordat je weer in de inpandige vluchtroute komt. Een VR is vergelijkbaar met EBV waarbij de vluchtroute altijd eerst door een halletje loopt dat met de buitenlucht in verbinding staat. Het idee hierbij is dat rook via de open lucht verdwijnt en dat daarmee de vluchtroute erna altijd vrij is van rook.

In verband met enkele definitiekwesties wordt een beschermde route in bestaande bouw ‘beschermde route’ genoemd en een veiligheidsvluchtroute ‘veiligheidsroute’. Welke status een bepaalde vluchtroute heeft is zoals hiervoor aangegeven afhankelijk van een groot aantal factoren. In een omgevingsvergunning voor het bouwen en in een vergunning of melding brandveilig gebruik is dit normaliter aangegeven. Is dat in uw geval niet zo, dan zult u een adviseur moeten inschakelen om dit (opnieuw) vast te stellen.

Nadere toelichting: de inrichting van vluchtroutes

Zoals eerder aangegeven gelden er geen eisen aan de vluchtroutes en de inrichting van vluchtroutes als er te allen tijde twee vluchtroutes zijn. Moeten gebouwgebruikers in geval van brand via één vluchtroute vluchten dan gaat het Bouwbesluit er van uit dat er in die ene vluchtroute geen brand zal ontstaan. Beschermde, extra beschermde en veiligheidsvluchtroutes moeten dan ook zo zijn ingericht dat er geen brand kan ontstaan. De eisen waaraan voldaan moet worden zijn onder meer terug te vinden in artikel 2.107 (nieuwbouw) en 2.117 (bestaande bouw) van het Bouwbesluit. In het kort geldt de volgende eisen:

  • De vuurlast – de aanwezigheid van brandbaar materiaal – van de constructie waardoor een vluchtroute met een status loopt is beperkt. De grens is zodanig dat wanden en vloeren in de praktijk van steenachtig materiaal moeten zijn en deuren en kozijnen in beperkte mate van hout;
  • Een vluchtroute is minimaal 0,85 m breed en (op een paar uitzonderingen na) 2,30 meter hoog.
  • Deuren tussen ruimten die aansluiten op de vluchtroutes moeten – met uitzondering van de woonfunctie – zelfsluitende zijn.
  • Hoofdstuk 7 schrijft verder voor dat de aankleding / inrichting van vluchtroutes (vloer- en wandbekleding bijvoorbeeld) onbrandbaar moet zijn.
  • Er moet tenslotte worden voldaan aan de ‘rest-risicoartikelen’ 7.10 en 7.16. Dit wil onder meer zeggen dat er geen opslag mag zijn in vluchtroutes en er ook geen zaken geplaatst mogen worden die de weg kunnen versperren of die brandgevaar kunnen veroorzaken. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan het opladen van scootmobielen.

Vergunning en handhaving

De status van vluchtwegen wordt getoetst bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Het is vervolgens aan de eigenaar en de gebruikers om te zorgen dat in het gebruik blijvend aan alle eisen wordt voldaan. Voor gebouwen waar meer dan 50 personen verblijven geldt verder nog een meldingplicht in het kader van brandveilig gebruik. Voor risicovol gebruik – zoals de zorg, kinderopvang en scholen – geldt een vergunning brandveilig gebruik. Wijzigt u iets in het gebruik dan zult u veel gevallen een nieuwe melding brandveilig gebruik moeten doen of een nieuwe vergunning brandveilig gebruik moeten aanvragen.

Gemeenten – meestal de brandweer namens de gemeente – controleren periodiek of wordt voldaan aan de eisen voor brandveilig gebruik. Welke gebouwen worden gecontroleerd en hoe vaak controles worden uitgevoerd, is afhankelijk van het gemeentelijke beleid inzake toezicht brandveilig gebruik.

Risico’s bij normaal gebruik

'Normaal gesproken wordt een gebouw goed en veilig ontworpen en indien het gebruik in overeenstemming is met waar het gebouw voor is ontworpen dan zal in geval van brand iedereen op tijd buiten kunnen zijn. De grootste bedreiging voor de veiligheid van vluchtroutes is het gebruik. Controleer daarom regelmatig:

  • of er geen spullen worden opgeslagen in vluchtroutes
  • of vluchtroutes goed bereikbaar zijn
  • of deuren van vluchtroutes tot en met de buitendeur zonder sleutel te openen zijn
  • of voorzieningen die er voor moeten zorgen dat de vluchtweg rookvrij blijft nog werken: zelfsluitende deuren, kleefmagneten die deuren moeten ontgrendelen, de afsluiting / kierdichting van deuren, etc.

Tenslotte nog dit: loop regelmatig een rondje door uw gebouw en verwijder foutief geplaatste zaken direct. Treft u wiggen of andere deurstoppers aan: meteen de vuilnisbak in!

Aandachtspunten: de vluchtroute

Een vluchtroute loopt over vloeren, trappen en hellingbanen naar een veilige plaats. Vanaf die veilige plaats moet je vervolgens op de openbare weg kunnen komen. Dit wil dus zeggen dat een vluchtroute niet op een besloten binnenplaats mag eindigen. De reden hiervan is dat je ver genoeg weg moet kunnen komen van een brandend gebouw. Je moet dus altijd zorgen voor een vluchtmogelijkheid waarbij je weg kan komen van het brandende gebouw.

De vloeren, trappen en hellingbanen waarover een vluchtroute loopt moeten voldoende veilig gebruikt kunnen worden. Dit heeft twee belangrijke gevolgen:

1. Voldoet een deel van een vluchtroute niet aan de minimale eisen, bijvoorbeeld een trap die te stijl of te smal is, dan voldoet de hele vluchtroute niet. Vluchten via klimijzers in de muur mag om die reden niet worden ‘meegeteld’ als vluchtroute.
2. Alle onderdelen waarover een vluchtroute loopt moeten minimaal 30 minuten bestand zijn tegen brand. Loopt een vluchtroute over een dak dan kan dit bijvoorbeeld tot gevolg hebben het hele gebouw dat onder dat dak ligt opeens 30 minuten brandwerend moet worden.

Ten slotte wordt nog opgemerkt dat vluchtroutes er niet alleen zijn om te kunnen vluchten. In het kader van de voorschriften brandveiligheid wordt ook gesteld dat een bouwwerk zodanig moet zijn ontworpen dat de mogelijkheid er is om het pand te doorzoeken. Een vluchtroute is dus ook een toegang voor hulpdiensten die ondersteunen bij ontruiming en voor de brandweer. Dit voorschrift heeft tot gevolg dat een glijbaan niet kan gelden als (gelijkwaardige) vluchtroute omdat het niet mogelijk is om via een glijbaan een gebouw te betreden. Zie ook 4.2 in het rapport van de Werkgroep Gelijkwaardigheid.

Samenvatting aandachtspunten

'Het Bouwbesluit 2012 staat toe dat in een gebouw met één vluchtweg kan worden volstaan. Aan de die ene vluchtweg worden dan wel zwaardere eisen gesteld. Controleer vluchtwegen regelmatig en zorg er voor dat ze in geval van brand ook daadwerkelijk veilig zijn.

Kennisproducten

Bekijk ook

Gerelateerde rubriek

Gerelateerde thema's

Gerelateerde vragen

Zoek in vragen