Aan welke brandveiligheidseisen moeten de vluchtroutes in een woongebouw voldoen?

Relevante aspecten

In alle woongebouwen geldt dat bewoners tenminste één uitgang binnen 30 meter (gecorrigeerde loopafstand) moeten kunnen bereiken. De route naar een tweede uitgang mag dus langer zijn. Een vluchtroute start altijd binnen een woning en krijgt een andere status op het moment dat een persoon een gemeenschappelijke galerij of hal in stapt.

Regelgeving

Op een beschermde vluchtroute moet een bewoner in principe tenminste 20 tot 30 minuten beschermd zijn tegen een eventuele branddoorslag of brandoverslag (WBDBO) van brand tussen individuele woningen. Wanden, vloeren en plafonds moeten voldoende brand- en rookwerend zijn, en u moet ervoor zorgen dat de vluchtroute alleen door een verkeersruimte voert (niet door een subbrandcompartiment). Een extra beschermde vluchtroute mag niet in een brandcompartiment liggen. Zo maakt u de kans op brand in de ruimte op deze route kleiner en biedt u grotere bescherming tegen de branddoorslag en brandoverslag van brand vanuit een andere ruimte.
Een veiligheidsvluchtroute is een extra beschermde vluchtroute, die uitsluitend kan worden bereikt door een niet-besloten ruimte. U bent verplicht een veiligheidsvluchtroute te creëren als een hoger veiligheidsniveau nodig is omdat er geen onafhankelijke tweede vluchtroute beschikbaar is. Bij een veiligheidsvluchtroute hoeft u geen rekening te houden met beperkte loopafstanden of het aantal personen dat de route gebruikt.

Vluchtroutes in galerijflats

Een gemeenschappelijke vluchtroute over een galerij moet u in principe behandelen als extra beschermde vluchtroute, omdat deze buiten het brandcompartiment (woongebouw) ligt. Maar een galerij is in de meeste gevallen geen besloten ruimte. Dus geldt de 30-meter loopafstandseis hier niet, en geldt er ook geen wbdbo-eis tussen de woningen en de galerij. Na het verlaten van de galerij voeren de vluchtroutes door verschillende trappenhuizen, die u kunt uitvoeren als onbeschermde vluchtroute, behalve wanneer het hoogteverschil groter is dan 8 meter. Dan moet u ook het trappenhuis uitvoeren als extra beschermde vluchtroute. De loopafstand tussen de toegang van een trappenhuis en het verste punt in een woning mag niet meer bedragen dan 75 m om de brandweer voldoende gelegenheid te geven mensen te kunnen redden en de brand te kunnen blussen.

(Toren)flats met een gemeenschappelijke hal (corridorontsluiting)

Veel (toren)flats hebben in plaats van een galerij een zogeheten corridorontsluiting, waarbij de woningen samen een hal delen. Meestal kunnen bewoners via deze hal vluchten naar twee aangrenzende trappenhuizen (besloten, onafhankelijke vluchtroutes). De hal is in zo’n geval een extra beschermde vluchtroute, en hier geldt dus zowel de loopafstandseis van maximaal 30 meter als de wbdbo-eis van 30 minuten. Voor de trappenhuizen gelden dezelfde eisen als bij galerijflats (zie hierboven). Bij een torenflat met een zogeheten wokkeltrappenhuis (twee gescheiden trappenhuizen die om elkaar heen draaien) moet u erop letten dat de onafhankelijke vluchtroutes ook op de begane grond gescheiden blijven. Denk aan brandwerende scheidingen en het bereikbaar houden van verkeersruimten via deuren.

Galerij- of corridorflat met een doodlopend eind

Is er in uw galerij- of corridorflat sprake van een doodlopend eind, dan mag de vluchtroute bij nieuwbouw niet langs een voordeur of te openen raam van een ander appartement voeren. Uitzondering: twee woningen die tegenover elkaar liggen aan het begin van een extra beschermde vluchtroute.

Een woongebouw met maar één vluchtroute

Moeten bewoners via één ruimte vluchten naar één trappenhuis, dan wordt de hal aangemerkt als extra beschermde vluchtroute en mag het trappenhuis alleen worden bereikt via een niet-besloten ruimte. Door het trappenhuis voert dan een zgn. veiligheidsvluchtroute. Een uitzondering hierop is een portiekflat. Hierin liggen de woningtoegangen direct aan het trappenhuis. De woningtoegangsdeuren dienen zelfsluitend met een vrijloopdranger te worden uitgevoerd. Portiekflats zijn alleen onder strikte voorwaarden toegestaan. Raadpleeg hiervoor het Bouwbesluit.

Woongebouwen hoger dan 20 meter

In hoogbouw moet voor het trappenhuis altijd een rooksluis worden gemaakt. Dit is een afzonderlijke verkeersruimte, waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert, met een lengte van minstens 2 meter.

Bestaande woongebouwen

Voor bestaande woongebouwen gelden over het algemeen minder strenge regels: zie artikel 2.107 tot en met 2.117 van het Bouwbesluit. Zo mag de loopafstand vanaf elk punt in de woning tot de uitgang maximaal 45 meter bedragen, en moet geldt voor branddoor- en brandoverslag (WBDBO) een eis van ≥ 20 minuten, i.p.v. ≥ 30 minuten bij nieuwbouw. Bij bestaande bouw is een rooksluis voor een trappenhuis waarin een hoogteverschil van meer dan 20 meter kan worden overbrugd niet verplicht. Raadpleeg voor meer eisen aan de vluchtroutes in bestaande bouw de brochure Bouwbesluit Vluchten bij brand van het Ministerie van BZK.

Aandachtspunten: hoe houd je de risico's acceptabel?

Uit oogpunt van vluchten is een portiekflat een duidelijk minder veilige oplossing dan een oplossing met een veiligheidstrappenhuis.

Kennisproducten

Bekijk ook

Gerelateerde rubriek

Gerelateerde thema's

Gerelateerde vragen

Zoek in vragen