Wat is het Bouwbesluit en moet ik altijd aan die regels voldoen?

Relevante aspecten

De Woningwet bepaalt in artikel 2 dat bij AMvB regels worden gesteld over veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en de milieubelasting van gebouwen. Die regels zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2012. Alle bouwwerken in Nederland moeten aan deze regels voldoen. Het Bouwbesluit kent verschillende soorten regels:

  • Algemene regels en procedurevoorschriften.
  • Bouwvoorschriften, de hoofdstukken 2 tot en met 6
    - Regels voor het bouwen van bouwwerken die bepalen waaraan een bouwwerk bij oplevering aan moet voldoen: de nieuwbouwvoorschriften. Ook als er geen vergunning nodig is moet aan deze eisen worden voldaan
    - Regels waaraan alle gebouwen minimaal moeten voldoen: de regels voor bestaande bouw. Alle bouwwerken moeten hier te allen tijde minimaal aan voldoen
    - Regels waaraan moet worden voldaan bij verbouw: de verbouwvoorschriften. Ook deze zijn van toepassing op vergunningvrije verbouw.
    - Regels waaraan het gebruik van gebouwen moet voldoen, hoofdstuk 7 van het Bouwbesluit.
    - Regels waaraan bouwen en slopen moet voldoen ter bescherming van de omgeving, hoofdstuk 8 van het Bouwbesluit.

De regels worden hierna kort toegelicht.

Procedures en definities: hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1 is de 'gebruiksaanwijzing' van het Bouwbesluit. Om de regels goed te kunnen toepassen is het noodzakelijk dit hoofdstuk door te nemen. En omdat het Bouwbesluit zijn eigen 'taal' kent is het zaak regelmatig op te zoeken wat een bepaalde term in het kader van de bouwregelgeving betekent. Verder bevat hoofdstuk 1 een beschrijving van de procedures in het kader van de melding brandveilig gebruik (paragraaf 1.5), van de procedures rondom bouwen (paragraaf 1.6) en van de sloopmelding (paragraaf 1.7).

Bouwvoorschriften: hoofdstukken 2 tot en met 6

De hoofstukken 2 tot en 6 bevatten de voorschriften waaraan bouwwerken moeten voldoen, onderverdeeld in de eisen voor bouwen en de eisen voor bestaande bouw. De eisen voor bestaande bouw zijn de eisen waaraan ieder bouwwerk minimaal moet voldoen.
De eisen voor nieuwbouw kennen weer het onderscheid tussen nieuwbouw, verbouw en tijdelijke bouw. Voor alle drie de soorten ‘bouwen’ gelden specifieke eisen:

  • ‘Normale’ nieuwbouw: alle eisen zijn van toepassing
  • Verbouw: de nieuwbouweisen zijn van toepassing, tenzij in de voorschriften onder ‘verbouw’ specifieke eisen worden genoemd
  • Tijdelijke bouw: de minimale eisen voor bestaande bouw zijn van toepassing, tenzij in de voorschriften onder ‘tijdelijke bouw’ specifieke eisen worden genoemd

De hoofdstukken zijn op hoofdlijn als volgt ingevuld:

Hoofdstuk 2, veiligheid, bevat eisen aan constructieve veiligheid, brandveiligheid en de eisen aan trappen, traphekken en vloerafscheidingen

  • Hoofdstuk 3, gezondheid, bevat eisen met betrekking tot ventilatie en spuien, daglicht, geluid en de afvoer van rookgassen
  • Hoofdstuk 4, bruikbaarheid, bevat eisen aan de aanwezigheid van sanitaire ruimten en opstelplaatsen voor stook- en kooktoestellen en keukenblokken. Ook worden hier eisen gesteld aan de toegankelijkheid van bouwwerken
  • Hoofdstuk 5, energiezuinigheid en milieu, bevat de eisen aan luchtdichtheid, isolatie, de energieprestatie en de milieuprestatie
  • Hoofdstuk 6, installaties, bevat alle eisen aan installaties die in een bouwwerk kunnen voorkomen: gas, elektra en brandveiligheid

Gebruiksvoorschriften: hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7 bevat voorschriften voor het veilig gebruiken van bouwwerken. Het belangrijkste onderwerp in dit hoofdstuk is brandveilig gebruik. Daarnaast worden ook enkel eisen gesteld aan gebouwen en terreinen, met in relatie tot de staat van die gebouwen en terreinen (veiligheid, bouwvalligheid).
De voorschriften inzake brandveilig gebruik zijn onderverdeeld in 1) het voorkomen van brand het tegengaan van snelle brandontwikkeling en 2) veilig vluchten. Beide onderdelen bevatten ‘logische’ voorschriften: je mag branddeuren niet vastzetten of blokkeren, je mag geen brandgevaarlijke stoffen opslaan in stookruimten en de aankleding van ruimten mag niet leiden tot een snelle brandontwikkeling. Daarnaast is bij beide onderdelen een zogenoemd restrisico-artikel opgenomen: alle zaken die niet met name genoemd worden maar toch leiden tot een gevaar als het om het ontstaan van brand of veilig vluchten zijn verboden. Deze restrisico-artikelen zijn in de plaats gekomen van de detailvoorschriften die vroeger in de bouwverordening waren opgenomen. Zo moesten losse kabels op grond van de bouwverordening op de vloer worden vastgeplakt, terwijl nu geldt dat losse kabels niet zijn toegestaan aangezien dit de vluchtveiligheid belemmerd (restrisico veilig vluchten, artikel 7.16). Een gebouwgebruiker moet dus zelf een analyse maken van de aankleding en inrichting van een gebouw om te bezien of er sprake is van mogelijke risico’s.

Voorschriften voor bouwen en slopen: hoofdstuk 8

Bij het uitvoeren van bouw- of sloopactiviteiten moet de bouwer/sloper zich houden aan de algemene regels van hoofdstuk 8. De regels hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

  • Artikel 8.2, veiligheid in de omgeving, bevat de eis dat tijdens het bouwen of slopen maatregelen getroffen moeten worden die er voor zorgen dat personen geen letsel ondervinden en dat de omgeving en belendende bebouwing geen schade wordt toegebracht.
  • Artikel 8.3, geluidhinder, geeft aan wat de maximale geluidproductie van bouw- en sloopactiviteiten mag zijn. De algemene regel is dat alleen op werkdagen en op zaterdagen tussen 7.00 en 19.00 geluid mag worden geproduceerd mag worden. Voor bouw- en sloopactiviteiten op ander dagen kan bij de gemeente ontheffing worden aangevraagd.

Voorschriften voor brandveiligheid

De voorschriften voor brandveiligheid zijn opgenomen in de hoofdstukken 2, 6 en 7. Hoofdstuk 2 beschrijft de bouwkundige brandveiligheid: brandcompartimentering en vluchtwegen. Hoofdstuk 6 bevat de voorschriften voor brandveiligheidsinstallaties en 7 het gebruik/ de organisatie, tezamen de zogenoemde BIO-maatregelen. Een brandveilig gebouw kan alleen worden verkregen door op alle drie de onderwerpen te zorgen voor de benodigde minimale veiligheid. Het is aan de gebouweigenaar om te bepalen op welke aspecten vervolgens eventueel extra wordt ingezet. Zou kunnen extra bouwkundige maatregelen in sommige gevallen bepaalde installaties overbodige maken (bijvoorbeeld bij Kamergewijze verhuur) en kan tijdelijk intensief gebruik worden opgevangen door extra personele inzet (denk aan brandwachten).
Door de BIO-maatregelen in evenwicht te houden wordt een brandveilig gebouw verkregen. Maak daarom altijd een goede analyse van het gebouw, de installaties en het gebruik van het gebouw. Wijzigt er een onderdeel, kijk dan of de andere onderdelen moeten moeten worden aangepast.

Aandachtspunten: hoe houd je de risico's acceptabel?

Een belangrijk aandachtspunt als het gaat om de voorschriften voor brandveiligheid is dat het Bouwbesluit regels bevat die als doel hebben om de brand 'beheersbaar' te houden en om aanwezigen te kunnen laten vluchten. Met andere woorden: het Bouwbesluit zorgt er voor dat iedereen op tijd buiten is en dat de buren niet ook in de brand vliegen. Voldoe je dus aan het Bouwbesluit - en niet meer dan dat - dan is de kans groot dan bij een brand het gehele bouwwerk verloren gaat. Zaken als bedrijfscontinuiteit, schade aan het eigen pand en de inboedel of maatschappelijke schade (denk aan monumenten) maken geen onderdeel uit van de bouwregelgeving. Het is aan de eigenaar en de gebruiker om te kiezen tussen een Afbrandscenario of aanvullende maatregelen.

Samenvatting aandachtspunten

Het Bouwbesluit stelt minimale eisen aan het gebouw, de installaties in dat gebouw en het gebruik van het gebouw. Het voldoen aan de eisen wil niet leiden tot een gebouw dat ook daadwerkelijk brandveilig is. Hiervoor zijn restrisico-artikelen opgenomen die van de eigenaar en de gebruiker vragen om zelf over de veiligheid na te denken.

Kennisproducten

Bekijk ook

Gerelateerde rubriek

Gerelateerde thema's

Gerelateerde vragen

Zoek in vragen